- Ausdruck
- Ausdruck1〈m.; meervoud Ausdrücke〉1 uitdrukking ⇒ woord, term2 uitdrukking 〈meestal met woorden of gebaren〉3 uitdrukkingswijze ⇒ formulering, stijl4 uitdrukking ⇒ gelaatsuitdrukking, expressie5 uitdrukking ⇒ uitdrukkingskracht, gevoel6 〈computer〉symbool♦voorbeelden:1 das ist gar kein Ausdruck • dat is veel te zwak uitgedrukt〈formeel〉 Ausdrücke im Munde führen • rauwe taal uitslaansich im Ausdruck vergreifen • een verkeerde term gebruiken2 seinem Dank Ausdruck geben, verleihen • aan zijn dank uitdrukking gevendie Krise fand in dem Streik ihren Ausdruck • de crisis kwam in de staking tot uitingmit dem Ausdruck meiner vorzüglichen Hochachtung • met gevoelens van hoogachtingeine Absicht zum Ausdruck bringen • een bedoeling kenbaar maken3 Flüssigkeit, Gewandtheit im Ausdruck besitzen • (a) vloeiend, gemakkelijk spreken; (b) een vlotte pen, stijl hebben4 sein Gesicht hatte, trug einen leidvollen Ausdruck • er lag een smartelijke trek op zijn gezichtmit verlorenem Ausdruck dasitzen • in mijmeringen verzonken zitten5 dem Künstler fehlt es an Ausdruck • de kunstenaar mist zeggingskrachtein Lied mit Ausdruck vortragen • een lied met gevoel voordragen————————Ausdruck2〈m.; meervoud Ausdrucke〉1 〈boekwezen〉beëindiging van het drukken2 〈communicatie(media)〉afgedrukte tekst3 〈computer〉uitdraai ⇒ print(-out)
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch. 2015.